Pretpark-horror

Pretparken zouden de gemiddelde bezoeker graag zien zonder broodtrommel. Iets in die zin stond er als vette kop in diverse kranten. Oh, wat erg, dacht ik nog ironisch. Een pretpark zou hierdoor flink verlies draaien in de horeca. Oh, oh, oh, het is toch wat.

Misschien moeten ze bij de pretparken eens wat Hollandse zaken in acht nemen. Ten eerste is dit de zuinigheid. Overal waar we op kunnen besparen, doen we dat. Zo zijn wij, geloof ik, de enige bevolkingsgroep die haar caravan volstouwt met kaas, smac en hagelslag. Nederlandse producten voor een Zeeuwse prijs. Sterker nog, ik denk dat wij een van de weinigen zijn waarbij het gouden schap in de supermarkt niet werkt. Voor alle Nederlanders die waarschijnlijk geen enkel besef hebben waar een dergelijk schap te vinden is: de bakken met artikelen op ooghoogte in de supermarkt zijn de gouden schappen. Nu ben ik 1,92 dus kijk ik er sowieso al over heen. Ik zie meer het verstofte schap.

Afijn, de pretparken. Laten we eens in gedachte zonder broodtrommel naar een pretpark gaan. In het hoogseizoen. Als gezin. We noemen ons zelf, noem eens wat, Henk en Ingrid. We hebben twee kinderen. Jip en Janneke. Ergens in de leeftijd van tien en twaalf jaar.

Gezellig. Na een uurtje rijden arriveren we. Terwijl de kinderen als twee uitgelaten labradors over de parkeerplaats rennen en moeders de vrouw ze terug probeert te schreeuwen, koop ik een ticket om te mogen parkeren. Zeven euro. Oké, dat wordt al een rondje drinken minder op het park. Auto op slot doen en de kinderen bij elkaar rapen. Op naar de kassa.

‘Goh, pap, is dit de achtbaan?’

‘Nee, Jip, dit is de rij van de kassa.’

Een kwartier zweet later bereiken we de kassa. Honderd euro lichter lopen we het park op. Jip en Janneke zijn al zo goed als verdwenen in de drukte. Kinderen, het zijn net kleine tornado’s soms.

‘Moeten we niet achter ze aan?’ vraagt mijn lieve vrouw Ingrid.

‘Welnee, joh. Zodra ze honger krijgen vinden ze ons vanzelf wel. Daar hebben ze een antenne voor.’

Ruim een uur later begin ik me toch zorgen te maken. Normaal hebben Jip en Janneke na een kwartier al trek. Toch wat bezorgd beginnen we het overvolle pretpark af te zoeken. Even word ik nog lastig gevallen door de lokale mascotte, maar die eenmaal afgepoeierd te hebben, kan de zoektocht verder gaan.

Ach, daar komen ze al aangerend.

‘Waar waren jullie toch? Heb je al zoveel attracties gedaan zonder mij?’

‘Nee, pap, we stonden in de rij voor het adventure wildwater land, maar Janneke kreeg honger halverwege de rij, dus zijn we er maar uitgestapt.’

‘Misschien duurt het eten wat minder lang,’ moppert Ingrid naast mij.

We zoeken de dichtstbijzijnde meest culinair kwalitatieve eetgelegenheid op. Ik kan je zeggen dat het vinden van een gehandicaptentoilet makkelijker is. Met wat pijn en moeite vinden we een etablissement dat er van de buitenkant gezien, netjes verzorgd uit ziet. Op zich zien de eettenten er allemaal wel mooi gedecoreerd uit, maar houd het dan ook schoon. Afijn, we wurmen ons een weg langs de tetterende ouders, schreeuwende kinderen en huilende baby’s. Ingrid gaat nog snel even met dochterlief naar het toilet en junior en ik bakenen met pijn en moeite ons territorium af in de rij.

‘Papa, dit is zeker ook niet de achtbaan, hè? constateert mijn bijdehante zoon.

Het gaat mooi vlot. Het eten wordt in hoog tempo uitgeserveerd en de rij slinkt snel. Het baart me ook enigszins zorgen. Het voedsel is wel heel snel klaar. Na onze bestelling, de keuze is patat, patat en gelukkig hebben ze ook nog patat met wat frikandellen, begin ik me ook zorgen te maken of hetgeen wat we krijgen wel onder de noemer: ‘eten’ valt. De kinderen zal het een rotzorg zijn, zodra zij het vet ruiken begint de zucht al te werken. Ik neem er ook nog vier bekers frisdrank bij en het feest kan beginnen. Het dienblad wordt voor mijn neus gelegd en vervolgens worden er porties frites half in een bakje half over het blad gegooid. Het bakje is dusdanig klein dat mijn zoon zich afvraagt of we de patat in twee keer geserveerd krijgen. De bekers frisdrank worden tussen de patat en frikandellen gedrukt en ik mag afrekenen. Na het horen van de prijs overweeg ik mijn deel van de bestelling weer in te leveren want mijn hart krijgt wel een heel erge schok te verwerken. Voor een bedrag waar je in een modaal restaurant goed, gezond en kunstmatigvrij kunt eten, betaal ik de inhoud op het dienblad.

Ingrid komt terug met Janneke net op het moment dat ik een plekje heb gevonden.

‘Dat ging sneller dan de achtbaan, hè pap.’

Jip wordt vervelend.

Ingrid heeft de toiletten van binnen gezien en heeft eigenlijk geen honger meer. Als ik haar vertel wat dit snackgeintje ons gekost heeft, trekt ze nog witter weg en voelt zich gedwongen een paar frietjes te eten. Gezellig. Ondertussen is Janneke ook nog eens gestoken door een wesp die op haar rietje zat. Ook dat nog.

Een kwartier overleven in het restaurant later. Zitten we moe, maar misselijk van onze bijzondere maaltijd te betreuren.. Janneke heeft een lip alsof ze botox gebruikt en Jip stuitert op en neer naar de wc naar het restaurant nadat hij zijn suikerbom helemaal leeggedronken heeft. Ik kijk op mijn horloge en zie dat het alweer mooi opschiet met de tijd. Als we nog een attractie in willen dan moeten dat nu wel een keer doen. We besluiten om de attracties langs te gaan tot dat we er eentje zien waar de rij het minst lang is en waar we met ons allen in mogen. Het is even zoeken, maar we vinden er eentje die aan alle eisen voldoet. We sluiten aan in de relatief korte rij. Dan begint de ellende.

‘Mam, mijn lip doet zeer.’

‘Pap, ik heb honger, mag ik een ijsje.’

‘Ik ben moe.’

‘Ik wil ook een ijsje.’

‘Duurt het nog lang.’

De kinderen beginnen zich in de rij te vervelen. Ze stoten elkaar een beetje aan en schuifelen een beetje tegen elkaar aan. Eerst nog voorzichtig. Ingrid doet haar best haar eten binnen te houden. Dan begint de ellende. Jip en Janneke krijgen ruzie. Nadat ze eerst al koppeltje duikelend over de wachtrijstang bezig zijn, vliegen ze elkaar in de haren. Het geschreeuw zwelt aan. Boze mede-wachtenden staren mij aan. Ik moet ingrijpen. Als je moe bent, een maag als beton hebt en je geld is als water uit je portemonnee uit gelopen, dan heb je een behoorlijk laag kookpunt. Ik pak Jip en Janneke bij de lurven en met wat niet misverstane Bijbelse taal geef ik ze er flink een onder. Het geschreeuw is gestopt. Maar ja, nu huilen ze de boel bij elkaar. Ergens achter in de rij hoor ik iemand kinderbeul roepen en voor mij begint er eentje over de kinderbescherming. Het is ook nooit goed, denk ik. Terwijl Ingrid de schoenen van haar buurman onderkotst, trek ik de kinderen bij elkaar. Onder bedreiging met de dood dat ze net zolang koest moeten zijn tot we in de attractie zitten, halen we het einde van de rij.

‘Gezellig hè?’

Terwijl we gezapig rond dobberen in een bootje, kijkend naar versleten sprookjesfiguren, zit mijn vrouw met een zakdoekje voor haar mond. Janneke kan alleen nog maar mompelen omdat nu haar hele mond is opgezwollen. Jip durft niet meer te zeggen hoe saai dit wel niet is en ik ben allang blij dat ik uit de boze menigte ben ontsnapt. Nog even uitzitten en we mogen weer naar huis. Een fortuin lichter en een voedselvergiftiging rijker.

Pretparken vinden het dus gek dat mensen hun eigen eten meenemen. Ze mogen blij zijn dat er nog steeds gezinnen zijn die van sm houden en nog komen!

pretpark horror

Bron afbeelding: Upcoming.nl

 

Brutale kassameisjes hebben de halve supermarkt

Onhandig als ik ben, bezocht ik van de week op een van de drukste momenten de supermarkt. Ik zal geen namen noemen, maar dit winkelketen bevindt zich in de onderste regionen van de prijssector en draagt een donkerblauw met wit logo. Het is, ondanks dat de we economisch in de lift zitten, een van de drukst bezochte supermarkten in ons dorp. Dat kan twee dingen betekenen. Of de mensen zijn financieel minder uit de crisis dan we denken. Of we maken onze naam als Nederlander waar en zijn gewoon super zuinig. Ik val onder beide categorieën.
Onze ‘goedkope’ supermarkt heeft een nadeel. Het personeel. Is het niet vriendelijk? Tonen ze geen interesse? Oh, jawel hoor, dat is het niet. Alleen, het is alsof er altijd een personeelstekort is. Of ze delen hun taken niet goed in. Bij de kassa staat altijd een rij. Ze hebben zo uit mijn hoofd drie kassa-units, maar om de een of andere mysterieuze redenen is er altijd maar eentje open. Er lopen wel vier tot vijf mensen van de supermarkt door het pand, maar die moeten kennelijk wat anders doen, terwijl ze zien dat de file aangroeit bij die ene kassa.
Het mooie van Twentenaren, of misschien het manco is dat het niet in ze zit om hardop te klagen. Je hoort af en toe wel een grom of een zachte opmerking. Je ziet ook aan de gezichten wel dat iedereen zich ergert dat er geen extra kassa opengaat. Maar je hoort ze er niet over. Daardoor denken de medewerkers misschien wel: zolang er niemand klaagt, zal het wel goed zijn.
Nu is het ook niet helemaal eerlijk om op het personeel af te geven. De supermarkt moet immers goedkoop blijven dus wordt waar mogelijk op beknibbeld. Wij consumenten profiteren hier van, dus moeten we ook niet klagen als we in de rij moeten staan om onze laag geprijsde artikelen af te rekenen.
Samen met mijn zoon stond ik geduldig te wachten bij de kassa. We hadden geluk. Er waren twee kassa’s open deze ochtend. De rij bij de andere kassa slonk sneller dan waar ik in stond. Om me heen zag ik wat mensen balen, omdat ze in hun ogen de verkeerde kassa gekozen hadden. Ik had de tijd, dus het maakte mij niet zoveel uit. Uiteindelijk zouden we allemaal onze kofferbakken of fietstassen wel vol pakken.
De ‘snelle’ kassa naast ons vond het welletjes en het meisje zette een rood bord op de band met de tekst:
“Kassa gaat sluiten.”
Er kwam een vrouw aangesneld. Zij zag het bordje. Zij zag onze langer wordende rij en ze besloot een zelfde soort bord voor haar kop te plaatsen. Vlug keek ze of het kassameisje niet oplette en schoof het rode bord naar achteren. Vervolgens gooide ze… niet legde… nee, ze gooide de inhoud van haar karretje op de band. Onze hele rij aanschouwde het en hier en daar hoorde je al een voorzichtige opmerking van: ‘die durft’ en ‘nou, nou’ en ‘wat een Beppie Brutaal zeg.’ Het laatste kwam uit mijn mond.
De vrouw, ergens in de vijftig schat ik zo in aan haar grijze haren, deed alsof ze de verontwaardigde blikken niet zag, maar ze voelde het wel. Haar gezicht liep al net zo rood aan als het bordje. Haar uitdrukking bleef echter op neutraal staan. Arrogant is misschien wel beter gezegd. Tja, brutale mensen hebben de halve wereld zeggen ze we wel eens. Dan ben ik best wel blij dat we in dit deel van het land wat bescheidener zijn. Ook al bevestigde deze vrouw het tegendeel.
Ze was aan de beurt. Het kassameisje, zeker dertig jaar jonger, staarde haar aan en sprak toen de legendarische woorden:
‘Mevrouw, u heeft toch gezien dat de kassa ging sluiten? Wilt u naar de andere kassa gaan?’
Een golf van glimlachen en binnenpret ging er door onze rij. Het meisje had van alles kunnen doen. Ze had volgens supermarkt beleid de drukte bij de andere kassa kunnen inschatten en toch open kunnen blijven. Ze had een uitzondering kunnen maken. Maar nee. Ze voelde de verontwaardiging bij onze kassa feilloos aan en besloot een punt te maken.
De vrouw openende haar mond. Ze wilde met zoete woorden in de verdediging of misschien wel een brutale opmerking maken om toch haar zin te krijgen. Toen zag ze de gezichten in onze rij. Een groepsdruk viel op haar schouders. Een loden boodschappenlast. De vrouw koos eieren voor haar geld en graaide vlug haar boodschappen bij elkaar. Ze besloot het bord voor haar kop weg te halen en geen amok te maken. Lang leve het kassameisje! Met een grote glimlach staarde ze de vrouw na, richting onze rij. Helemaal achteraan.
Het mooie moest nog komen. Het kassameisje bleef zitten. Ze leek oogcontact te maken met enkelen van ons bij de andere kassa. Toen, na een klein minuutje, riep ze opeens:
‘Deze kassa gaat open, u mag ook wel hier komen.’
De mensen met wie ze een stil verbond had gesloten even daarvoor sprongen uit de rij en stonden sneller dan het licht bij haar kassa. De rij werd daar ook al snel langer. Als een groep keken we met ons allen stiekem om. De vrouw stond diep paars verbouwereerd het hele schouwspel te bekijken. Het kassameisje grijnsde van oor tot oor.
Wat zou ze gedacht hebben?
Brutale mensen hebben niet de halve wereld, maar brutale kassameisjes wel.

kassa

Bron afbeelding: weblog.borsato.nl