Soep

Van links verscheen ze opeens in ons blikveld. Ze droeg een lange beige blouse en ze zou ons zeker niet zijn opgevallen als het niet leek alsof ze geen broek aan had. Ik gokte dat er onder haar blouse iets van een zeer korte broek verscholen zou zitten. De harde wind die er die dag heerste maakte het een uitdaging om haar blouse laag te houden. Kennelijk had ze spijt van haar keuze die ze deze ochtend gemaakt had. Ze voelde zich bekeken en dat werd ze ook. Haar zonnebril mocht dan haar onzekere blik verhullen, het zenuwachtige gevecht van haar handen met de blouse verraadde alles.
Ik grapte nog naar mijn vriendin dat de vrouw opeens wist wat ze vanmorgen vergeten was aan te trekken. We lachten er om terwijl de vrouw al worstelend uit ons zichtveld verdween. Wat zou ze vanochtend gedacht hebben? Mijn benen mogen gezien worden dus ik trek een hotpants aan? Hot kreeg ze het in elk geval wel vandaag met zoveel bekijks. Soms maken we wel eens keuzes waarvan we later denken: niet handig. Zo ook een stel voor ons op het terras.
Ze waren van middelbare leeftijd. Zij genietend van een koffie en de zon, hij bezorgd onder de tafel kijkend. Je voelde aan de onzichtbare prikkels in richting van zijn vrouw dat hij verder wilde. Een duif vloog over en landde vlak voor het terras. Plots begreep ik de zorgen van de man zijn. Een langharig hondje, het type jachthond in grijszwarte kleuren, schoot onder hun tafeltje vandaan en begon luidkeels te blaffen. Iedereen op het terras keek even op en zoals het een goede Tukker betaamd, ging men weer verder met hun eigen ding. De man probeerde ondertussen de hond stil te krijgen. Dit lukte voor geen meter. Hoe meer hij tegen de hond aanpraatte, des te luider de blaf werd. Beseffend dat hij bij een publieke gelegenheid zat, hield de man het netjes. Ik weet zeker dat hij inwendig de hond het liefst een schop onder zijn achterste gegeven had met flink wat scheldwoorden erbij. In plaats daarvan kreeg hij bijna ruzie met zijn vrouw, die overduidelijk minder haast had om weg te komen. Zijn agressieve blik won het van haar nonchalance. Ze rekenden snel af en vertrokken.
Waarschijnlijk was mijn hond met terrastafel en al op het terras er tegenover beland, bedacht ik. Een glimlach verscheen op mijn gezicht. We waren deze Bevrijdingsdag naar Almelo getrokken omdat er vandaag een tal van talentvolle bands zouden optreden in de stad. Vreemd alleen dat we nog geen enkel teken van activiteit hadden gezien. Van het terras hoorden we ook geen klanken van een soundcheck of iets dergelijks. Toch had het duidelijk in de digitale krant gestaan. Het weerbericht voorspelde storm, dus het was goed mogelijk dat de activiteiten de kroegen in waren verplaatst. Nou ja, tot nu toe waaide het alleen maar stevig dus eerst maar eens genieten van mensen kijken op het terras.
Onze soep werd geserveerd. Een goede keuze. De wind trok aan. Gelukkig was het terras goed beschermd en zodoende hadden we er weinig last van. Wel hoorde ik al om me heen dat er vlakbij een storm voorbij trok.
Een gezin trok voorbij. Een moeder met haar twee roodharige dochters van tienerleeftijd zwaar bepakt en bezakt met tassen van een kledingwinkel. Druk kletsend over hun aanwinsten. Moeders twijfelde kennelijk nog want ze wilde eventueel nog een van de zoveel-honderd shirtjes ruilen. Twee meter er achter sjokkend, liep vader. Vanmorgen leek het nog zo’n leuk idee. Op pad met vrouwlief en kroost. Nu had hij spijt als een blinde die een brandnetelveld in stapt. De volgende keer zou hij wel een andere keuze maken. Een schuur schilderen leek dan toch niet zo’n straf.
Zijn ogen stonden vermoeid. Lamgeslagen door alle modewinkels die hij in moest. Zijn hersens in shock over wat zijn dochters allemaal wel niet aan korte dingen wilde kopen voor het uitgaan. Je zag het angstzweet uitbreken toen zijn vrouw aanstalten maakte om terug te lopen. Wat kon hij doen in deze situatie? De ijsboer bracht zijn redding. Hij stelde zijn twee kwetterende dochters voor om eerst maar eens een ijsje te eten. Wat “toevallig” vlakbij hun auto was. Dit werkte. Ze waren meteen om en moeders kon niet anders dan meegaan. Een triomfantelijke glimlach brak door op zijn vermoeide gezicht. Ze vervolgden hun pad.
Mijn vriendin wilde ook een ijsje. We hadden de soep op en stonden op het punt om verder te gaan. Ik vond het best maar waarschuwde haar dat de lucht wel heel donker werd. Kon haar niets schelen. In Almelo zat een Van Olfen ijsboer en het was zonde als je daar geen ijsje had gegeten. Ik wilde nog wel aandringen, maar ik wist dat ik geen schijn van kans had.
We rekenden af en trokken richting de ijsboetiek. Inktzwarte wolken snelden met rasse schreden dichterbij. Dit deerde kennelijk niet veel mensen want er stond een enorme rij bij de ijsboer. Ik vroeg nog eenmaal of ze het zeker wist van het ijsje. Het antwoord was eenduidig ja. Toen brak de pleuris los.
Een gigantische regenbui, gepaard met onweer, stortte op ons neer. De rij smolt als sneeuw voor de zon voor het ijsboetiekje. Iedereen zocht een plek om te schuilen. Wij renden een kleine overdekte passage in. Dag ijsje. Wat konden mensen dan toch soms een niet handige keuze maken.
Omarmd stonden we vanuit de passage naar de neervallende regen te kijken. Mensen rennend, kletsnat zoekend naar een schuilplaats. We raakten voor een kort moment aan de praat met een mede-schuilend stel. Via hen kwamen we er achter dat de optredens van de talentvolle bands die er zouden zijn, al vijf jaar geleden waren geweest. Bleek dat het krantenartikel een oudje was, dat om een of andere vage reden via het digitale zoeken als eerste te zien was. Ik had er nooit aan gedacht de datum te controleren van dit artikel. Oeps.
Eigenlijk kon het ons ook niet veel meer deren. We keken om ons heen en genoten. Kinderen die speelden in plassen water. Hier en daar een fiets, tijdelijk achtergelaten liggend op het plein. Het had iets romantisch. Mijn vriendin kroop dichter tegen mij aan. Ze vertelde me niet eens verwijtend dat het jammer en stom was van de optredens. Ik kon niet anders dan op zijn Michiels te reageren. Haar laten blijken dat al met al de keuze om de stad in te gaan een goede was geweest. Slechts een zin had ik nodig om ons dat te laten beseffen.
‘Maar de soep was lekker.’

Soep

Bron Afbeelding: Het tafeltje recht voor Michiel zijn buik.

Michieltje de wereldkampioen

Winter. Iedereen heeft hier haar eigen belangen in. Het werkverkeer vindt het niet erg of het plus of min tien is, zolang het maar niet sneeuwt of ijzelt. Warmte-aanbidders willen het liefst twintig graden in december en dan niet verdeeld over de hele maand. romantici dromen elk jaar weer over een ‘white christmas’ en dan heb je nog de wintersporters. Waar een deel van deze groep vrijwillig hun benen laten breken en daarmee ook hun eigen risico op de zorgverzekering in de bergen weggooit, hoopt het andere deel op ijs. Veel ijs. Zwart helder krakend ijs. Liefst vele centimeters dik.

Ik schaar me onder de categorie romanticus met een vleugje werkverkeer mentaliteit. Een witte kerst is het meest ultieme heerlijke moment wat je met de kerstdagen kunt wensen… Maar ik wil ook wel graag op tijd thuis komen dus heb ik een bloedhekel aan die witte hel op de snelweg. Ik pleit daarom ook voor lokaal sneeuw. Maakt me niet uit hoe ze het doen daarboven, als ze het maar doen. Als je een regenboog kunt bouwen dan moet mijn verzoek een eitje zijn.

Dan de groep schaatsers. Een paar maanden lang, soms wel jaren lang, liggen hun schaatsen met de ijzers glimmend van het vet te wachten tot ze van zolder af mogen. Geduldig wachtend opdat het ijs begint te groeien. Totdat er een mooie dikke ijsvloer de sloten, meren en kanalen bedekt. Dan gaat op eens het zolderluik krakend en piepend open, springt het vijfenveertig watt verstofte peertje aan en worden de zwartleren schaatsen teder en liefdevol opgepakt door de schaatsliefhebber. Dan mogen de ijzers eindelijk weer het licht zien.

Mijn vriendin is een sportieve koukleum met romantische inslag. Overgoten door een beetje werkverkeersmentaliteit. Oftewel: witte kerst is goed, maar dan wel met de kachel op standje tropisch en, net als mijzelf, met een sneeuwvlokverbod op de wegen.

Ze is ook redelijk sportief. Ze loopt twee tot drie keer in de week hard en kan goed schaatsen. Ze is van Friese afkomst. Dat zal het wel verklaren. Waar andere kinderen in Nederland wel eens met de helm op geboren worden, zo worden ze dat in Friesland met de schaatsen aan.

Toen het weer eens goed vroor, ik meende dat het in 2012 was, toen begon het bij mijn vriendin al te jeuken. Bij mij ook. Maar ja, ik heb nooit zo goed tegen wollen truien gekund. Haar hele familie was al in rep en roer. Haar ouders wonen zeer dichtbij het Tjeukemeer en konden niet afwachten dat het ijs dik genoeg was. Eens in de zoveel jaar hadden ze een soort skybox bij het ijs zeg maar. Dan kwam alles wat van schaatsen hield in de familie bij hun over de vloer. De kriebels sloegen als een griepepidemie in de familie toe. Zelfs het meer heette in die maanden het Jeukemeer.

Nu ben ik zelf ook redelijk sportief. Loop hard, zwem, fitness mijn zoon naar bed, duurlopen als we gaan winkelen. Letterlijk duur lopen. Sportief dus, maar schaatsen…

Ooit als kleuter had ik het waanidee dat ik de beste schaatser van de wereld was. Hein Vergeer was er niets bij. Voor de jongere generatie: Hein Vergeer was de Sven Kramer van de jaren tachtig, maar dan een stuk langzamer. Mijn ouders probeerden mij te overtuigen dat als je nooit op een schaats gestaan hebt, dat je dan ook niet heel goed kunt schaatsen.

‘Niets van waar. Klopt niets van. Ik schaats al jaren!’ zei een Michieltje van een jaar of zes.

Mijn ouders konden mij niet overtuigen. Toen kwam de vorst. En hoe. In een week tijd was het met water ondergelopen parkje bij ons in de buurt, mooi glad gevroren.

‘Nou Hilbert,’ grapte mijn vader. ‘Laat maar eens zien wat je kunt.’

‘Papa ik schaats al járen.’

En vol zelfvertrouwen stapte ik met mijn mini-Noren het ijs op. Ik nam een haal en kleine Michieltje haalde zichzelf onverbiddelijk onderuit. Met een smak neerkomend op mijn te grote mondje.

Ik heb geloof ik de halve ijsbaan bij elkaar gehuild en menig kind verjaagd met mijn gekrijs en geschreeuw. Ergens op de achtergrond hoorde ik mijn vader grappig doen met een imitatie die ik pas vele jaren later zou begrijpen:

‘Hilbert jongen, je moet nog een rondje!’ Daarna pakte mij met een diepe zucht op en kozen we de aftocht. Daarmee de rust en vrede teruggevend aan het parkje.

Dit voorval had me toch wel dusdanig getraumatiseerd, dat ik in mijn eerste deel van de jeugd de schaatsen amper onder heb gehad. In mijn tienerjaren heb ik het nog een paar maal geprobeerd. Helaas door mijn groei tot slungelige lengte, was ik dusdanig te elastiekerig dat mijn schaatsen meer leek op break-dancing dan op wat voor sport dan ook.

Tja, en dan zit je opeens met een vriendin die met schaatsen is opgegroeid. Ze wist inmiddels al dat ik geen Sven Kramer was. Eerder een Hennie Redeketel. Geen idee wie dat is, maar die kan vast niet schaatsen. Het werd maar eens tijd besloot ik. Bij de plaatselijke sportwinkel kocht ik mij een paar schaatsen en Michieltje besloot nog eenmaal een moedige poging te wagen.

Zo togen mijn vriendin, kroost en ik vol goede moed naar Friesland. Op naar het Tjeukemeer alwaar mijn Friese schoonfamilie me zou verwelkomen met een kop snert en bijdehandte opmerkingen over mijn schaatsprestaties of het ontbreken daarvan. Het viel mee. Ze spaarden me. Ook wel logisch ergens want ze hadden me nog niet zien schaatsen. Het was ook wel erg opvallend dat ze niet konden wachten om met mij het ijs op te gaan op het nu nog leuke meer.

Sneller dan ik wilde liepen we door een weiland richting het Tjeukemeer. Schoonvader, schoonzus, kinderen, Michiel en een klapstoel. Voordat ik ook van de lezer ironische opmerkingen krijg: de klapstoel was voor mijn zoon. Die had ook nog nooit geschaatst.

Ik pakte mijn gloednieuwe schaatsen uit mijn tas en begon ze aan te doen. Geen weg meer terug. De schaatsen waren van het merk Zandstra. Dat was toch wel een bekende schaatsnaam, dus daar zou het niet aan liggen. Ik staarde een keer opzij en zag dat de kinderen van mijn vriendin bij het zien van het ijs het al koud hadden en dit ook heel vaak lieten horen. Het deed me later ook deugd dat zij enkele minuten later ook de eerste waren die de aftocht bliezen. Was ik tenminste niet de eerste piepert. Mijn zoon daarentegen bleek een grote concurrent te zijn.

Terwijl mijn schoonzus en schoonpa al tien keer een rondje over het meer hadden geschaatst voor mijn gevoel, betrad ik samen met mijn zoon en de klapstoel, voorzichtig het ijs. Mijn vriendin was zo lief om bij ons te blijven. Ze wilde zeker weten dat we niet onmiddellijk de eerste de beste wak in reden. Al schuifelend probeerde ik eerst maar eens balans te vinden om mijn nieuwe schaatsen. Mijn schoonpa kwam voorbij gevlogen en riep wat in het onverstaanbaar Fries tegen mij. Ik besloot maar in onverstaanbaar Twents terug te reageren. Dan had hij ook wat om over na te denken op het kleute meer. Kon ik nadenken hoe ik in godsnaam de stoel zou verlaten zonder de doodssmak te herhalen van jaren geleden. Ondertussen liet mijn zoontje, weliswaar op dubbele ijzers, wél de stoel los en hij ging zo met de wind in de rug het meer op. Nu moest ik wel.

Michiel, je gaat verdomme nu schaatsen! Je valt niet op je bek. Hoor je dat goed? Je gaat schaatsen! Ook al lijkt het op mr. Bean.

Met deze donderspeech gaf ik mezelf een schop onder de kont en liet de stoel los. Daar ging ik. Al zwieberend en zwabberend over het ijs. Wind in de rug en zo op mijn zoon af. Ojee, hij kwam wel heel erg dichtbij. Daar kwam held vriendin. Ze schaatste  Wüst op junior af en trok hem net op tijd weg van de naderende Michieltje.

Je valt niet! Je valt niet!

Als een mantra herhaalde ik dit zinnetje. Ondertussen probeerde ik te doen wat ik ze op TV ook altijd zag doen: een schaats rechtuit, andere af zetten. Handen op de rug. Handen snel weer van de rug evenwicht zoeken.

Je valt niet! Je valt niet!

En weer terug in positie.

Mijn vriendin lachte naar me, maar niet van spot. Van trots. Ook al zag het schaatsen van mij er nog steeds uit als zwabberende struisvogel op rolschaatsen. Ik schaatste!

Algauw kon ik honderd meter heen en terug zonder te vallen. Als de schoonfamilie voorbij zoefde, probeerde ik er nog net iets stoerder uit te zien dan het daadwerkelijk was. Eindelijk, na vierendertig jaar, kon ik enigzins schaatsen.

Later op de middag stapten we het Tjeukemeer af. Vol trots liep ik tussen mijn Friese schaatscracks. Geen bijdehandte opmerkingen. Geen blauwe plekken. Bij mijn schoonouders thuis wachtte een wel verdiende kop erwtensoep bij de kachel.

Thuisgekomen in de skybox van het Tjeukemeer, doezelde ik even weg op de bank. Ik nam een hap snert en een glimlach verscheen op mijn gezicht. De illusie van een zesjarige was eindelijk uitgekomen:

Michieltje de wereldkampioen!

Schaatsen

Michieltje de wereldkampioen.