Hans Klok junior

Autisten hebben behoefte aan een goede duidelijke structuur, daar is junior van mij geen uitzondering op. Hij is dan ook mans genoeg om zijn chaotische papa wat structuur bij te brengen. Staat de deur in de bijkeuken open? Junior sluit hem wel. Dat ik daar nog sta met mijn handen vol servies, interesseert hem niet. Deuren horen dicht. Ik ben ondertussen zeer handig geworden om met mijn voeten de deur weer open te krijgen.
Opruim gedrag is ook een symptoom die mijn zoon heeft. Boeken in de kast, afstand bediening op de salontafel en borden in de keukenkast. Vuil of schoon dat maakt niet uit. Je kunt best wel eten van een spinazie aangekoekt bord. Vindt Junior. Wat ik vind mag ik houden of opruimen.
Op zijn slaapkamer heeft hij een grote doos met Lego blokken. Daar kan hij lekker mee spelen en sorteren en… je voelt hem al aankomen… opruimen. Alleen bij stress, positief of negatief, slaat zijn opruimgedrag een beetje door.
Op een mooie avond was junior op zijn kamer en behoorlijk onrustig. Ik snelde naar boven om te ontdekken wat er aan de hand was. De doos was leeg. Alle blokken waren verdwenen. Vast in de kledingkast gelegd, dacht ik nog, maar waar ik ook zocht, geen speelgoed. Hoe in de wereld had hij dit nu weer voor elkaar gekregen? De verrekte blokken leken van de aardbodem verdwenen! Niet op mijn kamer, niet in de andere kasten. Zelfs niet van grote hoogte in de voortuin gemikt. Dat wil ook wel eens gebeuren, maar dat is een heel ander verhaal.
Waar zijn die blokken? Junior kan niet praten, dus een antwoord zou ik niet krijgen. Kennelijk had hij ook een korte termijn geheugen want aanwijzen deed hij ook niet. Hoewel… zijn sardonische grijns verraadde wel een beetje het leedvermaak naar zijn papa toe.
Daar stond ik. In zijn blokkenvrije kamer. Mijn hersens krakend over dit mysterie. Ik staarde naar de lage boekenkast die daar stond en opeens begon de gloeilamp te branden! Achter deze kast zat een vrije ruimte voor de verwarmingsbuizen!
Ik dook naar de kast! Junior begon achter mij enthousiast te springen. Ja, hoor! Hans Klok junior had alle blokken in deze ruimte gepropt! Alle blokken.
Een uur lang heb ik lopen zoeken. Een uur lang heeft junior ironisch speelplezier gehad met zijn papa. Ik gooide alle blokken terug in de doos en zorgde er voor dat de opening achter de kast niet meer benaderbaar was. Ik pakte nog wat rommel op en wilde de slaapkamer uit wandelen.
Deur dicht.

bouwstenen

Bron afbeelding: q-bricks.nl

 

Gemaakt schijngeluk

Er is een reclame op televisie waar ik een beetje verdrietig van word. Een té knappe moeder gaat met haar dochter en mismaakte man op vakantie. De man lijkt een beetje op de menselijk versie van Shrek. Zijn lichaam is een beetje bochelig, zijn nek lijkt te zijn ingekort, zijn voorhoofd is enorm, tanden steken uit, haar is onregelmatig, kortom: hij is niet moeders mooiste. Toch komt deze man zeer aandoenlijk over. Hij heeft een soort onzekerheid over zich wat weerschijnt via zijn ogen. Het maakt hem knuffelbaar en warm.
Op een bepaald moment gaat het mis in de reclame. Het gezin geniet van hun vakantie en de misvormde man geniet het meest van al. We zien hem geleidelijk aan transformeren totdat hij uiteindelijk als een hunk de zee uitkomt. Aan het einde van deze reclame zien we hem weglopen met zijn gezin. Twee te goed gevormde ouders met dito dochter. Haast te mooi om waar te zijn. Nee. Het is gewoon een zeepbel. Eentje die kennelijk werkt als reclame.
Nu begrijp ik de symboliek van de reclame ook wel. Vermoeide man, kostwinner, hardwerkend, wordt meegenomen door zijn vrouwtje voor een welverdiende vakantie. Hoe stereotype. Man ontspant in vakantie en komt weer tot zich zelf. Hij blij, vrouw en dochter blij. Wat een gelukkig plaatje. Braak! Wat een reclame vol vooroordelen!
Afijn, ieder zijn meugt. De reclame blijft hangen en je keert je of, principieel tegen deze organisatie, of je bent een echte Nederlander en kiest toch wel voor de goedkoopste vakantie. Neem het ons eens kwalijk. Wij moeten ook op onze centen letten in deze roerige tijden.
Alleen deze reclame ging in mijn ergerniszone zitten. Afgelopen week zag ik het programma “The Undateables”. Een programma van BNN waarin mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking op zoek gaan naar de liefde van hun leven, of in ieder geval een keer gezellig op date. Jongelui die er net iets anders uitzien dan de gemiddelde mens. Waar sommigen hebben moeten leren dat nastaren bij hun leven hoort. Mensen waarvoor ik respect heb. Zij hebben immers veel meer bergen moeten beklimmen om geaccepteerd te worden in onze maatschappij dan “Jan Modaal”.
Het is vertederend om te zien. Hun avonturen in het vinden van een vriend of vriendin. Wat zij soms moeten overwinnen, of hoe zij met de liefde omgaan. De manier waarop zij met het leven en hun medemens omgaan. Petje af.
Natuurlijk zijn het niet allemaal lieve engeltjes die altijd lachen en beleefd zijn. Nee, gelukkig geldt dit vooroordeel niet. Ook zij schelden, mopperen, klagen over onzinnige dingen en willen stiekem ook gewoon heel veel lekkere seks met hun eerste vriendje of vriendinnetje. Net als iedereen. Alleen hebben zij wel een ding voor op mensen zonder beperking. Ze zijn minder vooroordelerig.
Dan zie ik de reclame van het reisbureau. Mismaakte, lieve man, verandert in een te knap fotomodel. Vrouw in bikini aan zijn arm lopend op het strand. Waarom? Ik bedoel als je een ideale, utopische gezinsreclame wilt maken, is nog daar aan toe. Maar waarom moet de “undateable” veranderen in een hunk? Wat moet ik er achter zoeken? Dat je zelfs als je er niet uitziet als het ideaalbeeld, je wel zo kunt voelen? Het zou mooi zijn als dit het antwoord is, maar ik geloof er niets van.
Ze willen je laten voelen als een zak chips. Nu nog lekkerder. De inhoud en de smaak is hetzelfde, alleen gelooft je geest dat het de lekkerste chips ter wereld zijn. Je staat met je bierbuik voor de spiegel, maar je ziet een fotomodel met een wasbordje. We houden er kennelijk van onszelf te foppen.
Er is een vonkje van liefde overgesprongen bij een van de deelnemers van de “Undateables”. Het geluk is in zijn ogen te lezen. Hand in hand loopt hij met zijn lieve vriendin over straat. Ze worden her en der nagestaard. Net als in de reclame lopen zij richting de horizon. Geen wasbordjes, geen sexy lijven uit een modeblad. De omgekeerde wereld. De realiteit. Als je deze man zou vragen of hij zich ook een fotomodel voelt, zou hij beslist nee zeggen. Hij voelt zich liever mismaakt gelukkig dan gemaakt schijngelukkig.

Gemaakt schijngeluk

Bron Afbeelding: Tui Reizen

Vosje en het paardenmeisje

Het is over het algemeen bekend dat dieren een positieve invloed hebben op de verstandelijk gehandicapte medemens. Zo kreeg mijn zoon op school een maal per week paardrijles. Het koste een kleine bijdrage, maar dan had je ook wat. Het ging dan vooral om het contact met het paard dan het leren rijden an sich. Mijn zoon had er zichtbaar plezier aan. Helaas, zoals wel vaker het geval is, moest er weer eens bezuinigd worden en waar kan een overheid dit het best op doen? Precies. Op doelgroepen die het al zwaar hebben. Dus na een paar maanden werd er iets stop gezet waar gehandicapte kinderen iets van leerden en positieve kracht uit putten: het paardrijden.

Tja, eigenlijk was ik er niet eens verbaasd over. Zet de tv aan en je hoort en ziet niet anders dan rare politieke beslissingen. Maar goed. Ik wil hier niet een politieke statement maken. Het is bijna kerst dus laten we het wat luchtiger houden.

Een keer per week sporten is voor mijn zoon niet mogelijk gezien zijn handicap. Een keer in de week een paard laten sporten en zelf wat proberen er van op te steken wel. Dus besloot ik eens rond te speuren naar de mogelijkheden. Algauw stuitte ik op een manege die Tjoonk heette. In Diepenveen. Ik dacht; met een naam als Tjoonk, dan moet het wel een bijzondere manege zijn.

Op een goede zaterdag toog ik met mijn zoon naar Diepenveen om deze manege eens te bekijken. Tevens konden zij mijn zoon zien en inschatten of zij het juiste paard-materiaal ervoor hadden. Een klein uurtje verder was eigenlijk alles al geregeld. Mijn zoon kon er zaterdags, voor een klein bedrag, een halfuurtje rijden op een paard genaamd Vosje. Dat klonk goed. Vosje klonk als een mooi paardje waar junior zich mooi even op kon vermaken.

Twee weken later was het zover. De allereerste keer rijles bij manege Tjoonk. Ik kwam er aan met mijn auto en parkeerde ergens op een plekje achteraf. Zo kon ik mijn zoon mooi rustig zijn paard rijlaarzen aandoen. Hier stuitte ik op het eerste technische probleempje. De laarzen kwamen tot over zijn knieën en waren wel drie maten te groot! Kennelijk was hij nog niet zoveel gegroeid als ik had gedacht. De paardrijhelm. Ik zette hem op en staarde bedenkelijk naar mijn zoon. Zelfs Stevie Wonder zag nog meer door zijn zwarte zonnebril dan mijn zoon met zijn cap op. Hij kwam tot aan zijn neus. Oké, die is dus ook nog net iets te groot. Ik gokte er maar op dat ze caps bij de manege hadden.

Ik wenkte mijn zoon om uit de auto te stappen. Enthousiast sprong hij er uit. Een laars stond nog keurig in de auto in plaats van aan zijn voet. Verdorie. Nou ja, gauw maar weer aantrekken en melden bij de eigenaresse. De hele manage moet gehoord hebben dat wij er aan kwamen, want door de te grote laarzen van junior moest hij behoorlijke zijn best doen om zich voort te bewegen. Het slof geluid klonk als schrapende spade over de stenen.

Met rode blos kwamen we aan bij de kantine.

‘Goedemorgen, wij komen voor het paardrijden met Vosje.’

‘Goedemorgen,’ zei de eigenaresse vriendelijk terug. ‘Ik heb vandaag niemand die mee kan lopen. Heb je zelf ervaring met paarden?’

‘Ja hoor,’ blufte ik terug. Ik had immers ruim twintig jaar geleden eens met een paard door de gebergte van Spanje gereden. Als je dat kunt, dan kun je alles. Hoopte ik. En een paardje als Vosje. Dat moest toch te doen zijn?

De vrouw peilde mijn gezicht. Ik hoopte maar dat ik genoeg vertrouwen opwekte.

‘Goed,’ zei ze. ‘Vosje heeft de zadel al op dus je kunt zo op pad.’

Gelukt. Nu maar hopen dat ik alles nog wist wat ik twintig jaar geleden nog wist over paarden.

We liepen gezamenlijk naar de stallen en wandelden een vrij grote stal binnen. Paarden van verschillende grootte stonden in hun hokken nieuwsgierig naar ons te kijken. Ik keek al rond en zag al een wit paardje staan. Zijn hoofd reikte ongeveer tot aan mijn schouders. Zou dat Vosje zijn? Nee. Op het bordje stond Jari.

‘Hier staat ze,’ hoorde ik de vrouw achter mij zeggen.

Mijn zoon en ik draaiden ons om en keken recht vooruit. Daarna gingen onze hoofden heel langzaam omhoog, de paardennek volgend naar Vosjes hoofd. Ver boven ons. Ojee. Wat een reus! Ik voelde de paniek oogjes van mijn zoon in mijn zij priemen. Dit was geen Vosje. Dit was een Vos!

Door mijn gebluf kon ik niet meer terug. Ik moest met deze kolos op pad. Nog erger. Mijn zoon moest er op zitten. De eigenaresse stelde me enigszins gerust dat dit een oudere paard was en heel goed met kinderen. Maar.

Verdorie een: maar!

Vosje was nogal bang voor onverwachtse dingen.

‘Dan passen ze goed bij elkaar,’ grapte ik terug. Een autistische zoon en een paard. De grap ontging haar een beetje en hij was ook wel zo slecht dat ik het ook wel begreep.

Daar gingen we. Vader en zoon en Vosje, het grote paard. Ik moet zeggen het ging boven verwachting. Vosje liep erg mooi rustig mee. Af en toe zei ik wat tegen haar om een soort van vertrouwensband te scheppen. Dat had ik wel eens ergens gelezen. Praten op een vriendelijke toon met een paard schept een band.

We gingen een landelijk weggetje op en genoten van de omgeving. Weiland, wat bomen, een landelijk gelegen huis. Ach kijk, wat leuk. Ze hadden oranje vlaggetjes opgehangen voor het WK voetbal.

Met een ruk stond ik stil. Beter gezegd: Vosje stond stil. Twee angstige ogen wierpen zich op mij. Ik hoefde geen Einstein te zijn waarom het paard stil stond. De vlaggetjes! Klote! Mijn zoon maakte een geluidje en leek te vragen waarom we stil stonden.

‘Klein technisch probleempje junior. Komt goed.’ Ik gaf hem mijn betrouwbaarste gezicht, maar inwendig scheet ik zeven kleuren stront. Wat als Vosje het op de heupen kreeg?

Niet aan denken Michiel! Je moet die band scheppen!

En zo begon ik midden op een zandpad met een stilstaand paard te praten. En praten. En praten. Af en toe rukte ik voorzichtig aan de leidsels. Je raadt het al. Geen beweging. Nu werd ik toch wel een beetje radeloos. Hoe kreeg ik dit kreng aan het lopen?

Niet denken aan kreng. Ze leest je gedachten als boterkoek!

Shit. Vosje begon iets te bokken. Gelukkig niet veel, maar wel genoeg om mij te laten weten dat ze het niet bliefde om met kreng aangesproken te worden.

Zucht.

‘Lieve Vosje. Op jouw rug zit een jongetje dat heel graag een ritje wil maken. We staan nu al vijf minuten stil…

En daar heb ik niet voor betaald…

‘…en dat is zo jammer voor het joch. Die vlaggetjes doen écht niets. Geloof me. Als jij nu loopt, heb je een hele dankbare kleine vriend.’

En toen gebeurde het wonder. Hij liep! Heel voorzichtig ging hij stapje voor stapje langs het huis met de vlaggetjes. Wat was ik blij! Alsof ik zojuist een man in Lourdes uit zijn rolstoel zag springen. Het was me gelukt! Een mirakel! Een klein beetje band was opbouwt met de grote vriendelijke reus Vosje.

Gelukkig zou de volgende keer een meisje meelopen. Een tiener die Vosje met gemak aan kon. Frustrerend. Maar stiekem was ik er wel heel blij mee dat ik niet meer alleen op pad hoefde.

 

Twee weken later mochten we weer op pad met Vosje. Ditmaal met hulp. Het paardenmeisje. Uiteraard heet ze niet zo, maar het is mooi passend.

Ik kwam met mijn zoon aangewandeld en de eigenaresse kwam op ons af met onze nieuwe hulp voor grote Vosje. Je kon zien dat ze nog geen achttien was, maar tegelijkertijd zag je ook een zekere lef en uitstraling. Zelfzekerheid? Ik wist het niet. Ze stelde zich zelf voor en zocht direct contact met mijn zoon. Deze accepteerde haar meteen. Verbazend. Nu is mijn zoon wel een vrouwenman. De kleine casanova noem ik hem wel eens. Geen idee van wie hij dit heeft. Toch bleef het verbazend snel hoe hij het paardenmeisje accepteerde.

‘Ga je mee? Dan gaan we naar Vosje.’

En mijn zoon hobbelde trouw achter haar aan. Daarachter slofte zijn pa.

Ik besloot het eens van een afstandje te bekijken. Junior moest immers ook af en toe voorzichtige stapjes in de wijde wereld maken.

Vosje werd uit de stal gehaald en stond klaar om bereden te worden.

‘Kom maar,’ riep het paardenmeisje tegen mijn zoon.

Deze kwam direct. Toen zag ik iets, waardoor ik bevestigd kreeg wat ik ergens diep in mij vermoedde. Het meisje tilde mijn zoon met gemak en met kunde het paard op.

‘Jij hebt vaker met gehandicapte kinderen gewerkt.’ Flapte ik er uit.

‘klopt,’ zei ze en lachte er zelfs vriendelijk bij. ‘Mijn zusje is gehandicapt.’

‘Jong?’

‘Drie jaar jonger dan ik.’

Ik durfde haar leeftijd niet goed te vragen en besloot het even hier bij te laten. Gezamenlijk liepen we het zandpad op. Zo ervaren mogelijk overkomend, waarschuwde ik haar alvast voor de oranje vlaggetjes. Ze lachte een keer en zei dat ze Vosje wel kende. Was het nu echt zelfzekerheid? Of blufte ze net zo goed als ik zelf deed twee weken eerder. Daar kwamen de vlaggetjes. Daar kwam de stilstand van Vosje. Gespannen wachtte ik af.

‘Kom!’

Ze klakte een paar keer met haar tong, trok aan de teugels en het verrekte paard begon nog te lopen ook! Niets vijf minuten stil staan. Bewonderenswaardig, maar zij had uiteraard wel veel meer ervaring dan ik. Ook al was ze dan een stuk jonger.

Nieuwsgierig als ik ben naar mensen, begon ik verder met haar te praten over haar zusje. Redelijk nuchter vertelde ze me over haar handicap en de impact op hun gezin. Hoe haar ouders en zij er mee om leerden gaan en hoe ze probeerden haar zusje zo goed mogelijk door het leven te krijgen. Het gesprek ging zo diep, dat ik totaal vergat dat ik met een jongedame praatte in haar tienerjaren. Ze sprak over dit thema met een wijsheid waar menig volwassene nog wat van kan leren. Op dat moment bouwden we een soort van band. Wat bij Vosje nogal moeizaam ging, was het bij haar wat sneller gegaan. Wederzijds was het prettig om even lastige dingen uit je systeem te gooien en dat de andere het begrijpt.

Ergens, op een bepaald punt, durfde ik eindelijk haar leeftijd te vragen. Ze was zestien. Zestien! en dan zo wijs kunnen zijn? Was haar leven met een niet gehandicapt zusje geweest, dan was ze waarschijnlijk nu meer met jongens en disco’s bezig geweest dan dat ze nu deed.

Het paardenmeisje. Ze oogt zelfzeker. Wat ze doet, doet ze goed. School, sport, muziek, paarden… nooit hoor ik dat het even niet lukt. Het lukt haar.

Waarom? Niet omdat het haar aan komt waaien. Niet omdat ze zo zelfverzekerd is van haarzelf. Ze vecht ervoor! Daarom.

Door haar zusje heeft ze leren te knokken, maar nog veel belangrijker: ze heeft geleerd positief in het leven te staan. De kleine dingen leren te waarderen. Dat een glimlach een ander zelfvertrouwen kan geven.

Dat is wat ik herken. Mijn zoon heeft me exact hetzelfde geleerd. Leef met je hart en het leven wordt hartelijk.

We lopen tweewekelijks nog steeds met haar dezelfde route af en we praten over van alles en nog wat. Zij verteld trots hoe goed ze het doet op school of sport en ik luister. Ze verdiend een podiumplaats en als dat in het halfuurtje per week bewerkstelligd kan worden, wil ik dat meer dan graag doen.

vosje